Tafeltennis verscheen aan het begin van de 19e eeuw. Bijna een eeuw lang was pingpong een manier van actieve ontspanning en in 1920 werd het officieel erkend als sport. Zeven jaar later werd het eerste tafeltenniskampioenschap ter wereld gehouden en in 1988 werd deze soort opgenomen in het programma van de Olympische Zomerspelen.
Bij tafeltennis strijden twee spelers tegen elkaar aan de speeltafel. Atleten kunnen strijden en paren op een paar. De deelnemers aan het spel sloegen de bal met een racket zodat deze over het in het midden van de tafel gespannen net vliegt. De bal moet op de zijkant van de tegenstander landen, zodat de tegenstander hem niet kan afstoten.
De speler moet toeslaan nadat de bal van zijn helft van de tafel stuitert. Om een punt te krijgen, moet je de bal als laatste raken met een racket zodat deze een deel van het veld van de tegenstander raakt. Het spel gaat tot minimaal 21 punten. Bij een gelijke score van 20:20 of meer moet de winnaar een voordeel van 2 punten behalen. Na elke 5 punten wisselen de tegenstanders van plaats aan de speeltafel.
Bij het serveren wordt de bal met een open handpalm tot een hoogte van 16 cm gegooid en als hij valt, afgeslagen met een racket. De aanbieder moet slaan, zodat de bal van zijn deel van de tafel stuitert en vervolgens over het net vliegt zonder hem aan te raken. Als er een aanraking plaatsvindt, volgt opnieuw indienen door dezelfde speler. Bij dubbelspelwedstrijden moet de inzending gebeuren vanuit de rechterhoek van de tafel naar de rechterhoek van een deel van de tegenstanders.
Er zijn regels opgesteld voor verschillende situaties die zich tijdens het spel kunnen voordoen. Als de bal het net raakte, maar werd afgeslagen, telt de trap. Spelers mogen de tafel of het net niet met hun vrije hand aanraken. Voor deze overtreding wordt 1 punt genomen. Totdat de bal stuitert, mag hij niet worden verslagen. Een dubbele klap brengt het verlies van een punt met zich mee.
Voor tafeltennis wordt een tafel gebruikt met een mat oppervlak van 2, 74 m lang en 1, 525 m breed. De tafelhoogte dient 76 cm vanaf de vloer te zijn. Aan de zijkanten van de tafel zitten randlijnen van 2 cm breed.
Voor dubbelspel wordt een tafel gebruikt, waarvan elke helft in tweeën is gedeeld door een lijn van 3 mm. Tegengestelde zones worden bepaald door een raster dat is uitgerekt op een hoogte van 15, 25 cm boven de tafel. De bal die spelers met rackets verslaan, moet een diameter hebben van 38 mm en een gewicht van 2, 5 g. Het kan wit of oranje zijn.
Spelers nemen rackets met een houten kern en een plat oppervlak bedekt met puistig of puffrubber, met een dikte van respectievelijk niet meer dan 2 mm en 4 mm.